Over hoe het vingertje van mijn kind maar één kant op kon: doormidden – een stress filmpje in mijn hoofd. Een paar jaar geleden zag ik dit filmpje dag en nacht en kwam ik er bijna niet los van. Hoe kom je af van filmpjes in je hoofd die voor stress zorgen? Bijna iedereen heeft er weleens last van; die gedachtes die maar rondgaan in je hoofd. Meestal zijn het dan ook nog zeer vervelende gedachtes. Je kunt niet meer stoppen met denken. Films die zich non-stop afspelen.
Zonder pauze met popcorn of een ijsje.
Een stress filmpje in je hoofd herhaalt een nare gebeurtenis uit het verleden, of laat een angstige of zorgwekkende toestand in de toekomst zien. Maar simpel gezegd is het verleden al voorbij en van de toekomst weet je niet wat die brengen zal.
Misschien is die toekomstige gebeurtenis waar je zo tegen opziet wel helemaal niet zo ernstig als je dacht, of er gebeurt helemaal niets van hetgeen waar je je zo druk om maakte. Maar terwijl je in je hoofd ronddwaalt in vreselijke gedachten, reageert je lichaam met stressgevoelens en stressreacties.
Ik heb dus een heel afschuwelijk filmpje.
Als je ervaring hebt met kinderen, kun je misschien herkennen dat hoe langer de pauze tussen de pijn en het geschreeuw is, dus hoe langer het duurt voordat je gehuil hoort, des te erger het is.
Normaal gesproken huilt mijn kind nauwelijks of niet. Hij valt keihard, maar rent gewoon door. Hij stoot ongelooflijk hard zijn hoofd, maar knippert met zijn ogen en gaat verder.
Die kleine maakt jammer genoeg een hoop ongelukken en valpartijen en toestanden mee, maar het is een bikkel. Ik zou soms willen dat hij eerder jankte, want nu denken anderen vaak dat er niks aan de hand is, terwijl dat wel zo is.
Maar nu.
Afgrijselijk.
De pauze tussen de pijn en het gegil was angstaanjagend lang. Ik hoorde hem buiten adem zijn en wachtte tot het gekrijs zou losbarsten. En dat was harder dan ik ooit had – en heb – gehoord.
Op dat moment schreeuwde hij alsof zijn leven ervan afhing. En dat wil dus heel wat zeggen.
Ik zag het ook gebeuren.
Ik zat op de wc, met de deur open, met zicht op de deur naar de kamer, die ook open was. Mijn broek hing nog op mijn knieën en mijn kind wilde naar mij toe komen door de gangdeur.
Hij wilde de deur tegenhouden, maar mijn andere kind ramde die deur net dicht.
De deur ramde dicht.
Op het moment dat dat kleine handje die deur wilde openhouden.
Er stak één vingertje net tussen de rand van de dikke houten deur en het kozijn.
Dat ging dus fout. Die deur ging veel te hard dicht. En die deur ging op het verkeerde moment dicht. Dat kleine handje hield op het verkeerde moment de deur tegen om naar mama te gaan.
Pletter.
Ik zag dat vingertje geplet worden. Eén meter voor mijn ogen. Verpletterd. Niet plat, maar het werd met zoveel kracht geperst op één plekje dat alles open spatte.
Dat vingertje kon maar één kant op en dat was uit elkaar.
Broek ophijsend rende ik achter het oorverdovende gebrul aan. Mijn andere kind ook hels aan het blèren van de schrik.
Een bloedspoor door de kamer naar de keuken en weer terug.
Blinde paniek was uitgebarsten.
Het topje van zijn vinger was er bijna helemaal af en bungelde los.
Ik zag allerlei vlees dat je niet hoort te zien.
De pijn die hij voelde, voelde ik zo mogelijk ook. Mijn hart kromp in elkaar zo’n pijn deed het. En ik stond absoluut stijf van de stress. Ik wist niet wat ik moest doen. Ze bleven maar luidkeels gillen allebei. En verdwaasd rondlopen. Het was echt erg. Niet alleen maar de schrik en het valt wel mee.
Rustig maar.
Nee.
Stress – en géén filmpje in mijn hoofd, maar echt.
Ik moest onmiddellijk naar het ziekenhuis met hem.
Maar ik was alleen thuis met twee kleine kinderen en zo kon ik onmogelijk naar een dokter rijden. Alleen bedacht ik dit niet; mijn hersens werkten niet. Helder denken was er niet bij.
Alleen maar een bungelende vinger, kneiterhard gegil waar geen eind aan kwam en een kleuter die vol afgrijzen en in radeloze angst met zijn vingertje in de lucht bleef rondlopen.
Een kind dat zich niet liet helpen.
Hij bleef maar krijsen en niet alleen van de pijn. Voor het eerst in zijn leven stond mijn kind ook stijf van de stress.
Er was geen sprake van levensgevaar.
We konden allemaal nog lopen. En toch heb ik 112 gebeld. Zonder erbij na te denken.
Ik riep naar mijn andere kind dat ze de telefoon moest pakken. Politie, brandweer of ambulance? Ik kreeg een mevrouw aan de lijn. Meteen begon ik me te verontschuldigen, dat ik misschien niet had moeten bellen. Maar ze hoorde de paniek, ze hoorde het gejank en ze hoorde de leeftijd en wat er aan de hand was. En ze zei dat ze iemand langs zou sturen. De ziekenwagen kwam eraan.
De mevrouw aan de lijn zei dat ik er absoluut een schone doek omheen moest doen, maar dat was onmogelijk. Ik moest het toch proberen.
Het geschreeuw van mijn kind werd nog groter zodra ik maar een poging deed om iets met een theedoek te doen.
Het idee dat de ziekenwagen eraan kwam, gaf ook stress en dat was toen wel een filmpje in mijn hoofd.
Ik hoorde de sirene. Mijn andere kind had de voordeur al opengedaan.
Zodra die lieve meneer binnen kwam, was er rust.
Serieus. Rust.
Hulp.
Redding.
Mijn kleine mannetje werd kalm. Liet zich op het aanrecht tillen en liet zich verbinden. Hij huilde niet meer. Mijn dochter huilde ook niet meer. Die ontzettend aardige en deskundige meneer zei ook onmiddellijk dat het niet haar schuld was. Ook niet de mijne. Ook niet zijn eigen schuld.
Het was een ongeluk. Dit soort dingen gebeuren.
Maar we moesten wel snel naar het ziekenhuis.
Dat dikke verband was alleen voor tijdelijk.
Hoewel ik me weer verontschuldigde dat ik gebeld had, had ik zelfs mee gemogen met de ziekenwagen. Maar met twee kinderen ging dat niet. Hij dacht met me mee. En hij zag dat ik stond te trillen op mijn benen. Hij vroeg of ik kon rijden. De andere meneer die zich eerst wat op de achtergrond hield, dacht ook mee hoe ik mijn dochter eerst even weg zou brengen. Want dat was toch vlakbij.
Ze wachtten totdat we veilig in de auto zaten. Ze zwaaiden en staken hun duim op. We vertrokken tegelijkertijd.
In het ziekenhuis moesten we plaatsnemen in de wachtkamer.
Die lieve meneer van de ziekenwagen kwam nog bij ons kijken, en legde uit dat ze nog drie reanimaties hadden en dat we daarom een tijdje moesten wachten. Snap ik. Geen probleem.
Mijn kleine vent lag inmiddels met knalrode wangen, alsof hij koorts had, bij mij op schoot. Het leek of hij in een soort shocktoestand was, zeer slaperig, als reactie op de stresstoestand.
Tegen verschillende mensen die ondanks de drukte vast informatie over ons wilden hebben, zei ik dat de bovenkant van zijn vinger er bijna helemaal af was.
Tuurlijk overdrijven moeders.
Ja hoor mevrouw, we gaan zo kijken.
Hij kreeg een drankje met pijnstillers aangeboden, maar weigerde dat op te drinken. Weer vertelde ik dat het topje van zijn vinger er zo goed als af was.
We zullen zo snel mogelijk ernaar kijken.
Toen we aan de beurt waren en er echt iemand ging kijken, die van plan was mijn kind ook zelf te gaan helpen, vertelde ik het opnieuw.
Ja hoor, ik ga nu kijken.
En toen schrok diegene. En er werd meteen een specialist bij gehaald. Een chirurg met veel ervaring.
Want toen was het echt zo.
Moeders maken zich zorgen en zijn vaak in paniek, ook wanneer het allemaal wel meevalt.
Maar ik weet heus wel wat ik heb gezien.
De chirurg bekeek het slordig afgerukte vingertje opnieuw. En ik ook. En mijn kind ook.
De chirurg legde uit wat hij ging doen. Hij kon niet zeggen of het goed zou komen. De vraag of het weer aan zou groeien, zou voorlopig een vraag blijven. Hij zou het gaan vastnaaien, maar met zo min mogelijk steken. Omdat elke hechting extra trauma zou zijn aan dat kleine vingertje, zou elke hechting teveel de kans dat het goed zou komen, kleiner maken.
En verdoven zou nog meer pijnlijke prikken betekenen, meer dan wanneer hij het zou dichtnaaien zonder verdoving.
Oké. Logisch.
Zonder verdoving dus.
En ook zonder pijnstillers gedronken te hebben.
Mijn kind liet zich rustig helpen. Zoals ik zei, een bikkel.
Ik keek goed wat die meneer deed.
Hij naaide het vingertje van mijn kind er weer aan. En toen zat het scheef.
Dat vingertje dan hè. Niet de hechting ofzo. Nee. Eerst zo’n losse vinger en dan een vastgenaaide vinger die opzij wijst.
Ik zei:
Volgens mij zit het scheef…
En die dokter zei:
Ik ben het met u eens…
Gelukkig was mijn kind zo rustig met de behandeling.
Het moest opnieuw. En oja, zonder verdoving, want dat zou meer prikken opleveren dan meteen dichtnaaien. Maar nu moest het eruit worden getrokken en moest er weer met die soort vishaak naald door mijn kleine vinger gestoken worden.
De tweede keer leek het er meer op.
Ik was niet boos. Kan gebeuren. Die dokter deed ook zijn best.
Maar dat waren toch meer steekjes dan noodzakelijk en hoe meer steekjes, des te groter het trauma dus. Dan zou het niet aangroeien en goed komen. Dan zou het topje afsterven.
Dan zou het zwart worden. En eraf vallen.
Horror.
Maar dat was toen een nieuw filmpje in mijn hoofd, want dat was nog niet echt gebeurd. Dat was in de toekomst kijken. Eerst maar afwachten.
En tot rust komen. Wat mij niet lukte.
Het was ontzettende schrik. Angst. Bloed. Plotseling. Je kind zo kwetsbaar en zo makkelijk kapot.
Mega stress en geen filmpje in mijn hoofd maar werkelijkheid.
De hele middag en de hele avond heb ik niets gegeten. In een dagelijkse situatie zou ik me erg slap hebben gevoeld, duizelig zelfs. Eenmaal thuis en ’s avonds laat, dacht ik eraan dat ik nog moest eten, maar ik werd bij de eerste hap ongelooflijk misselijk. Er ging niets naar binnen. Ik stond nog steeds stijf van de stress.
In een echte stresssituatie staat je lichaam in opperste paraatheid.
En eerlijk gezegd valt een vinger best mee natuurlijk. Het had veel erger gekund. Er zijn veel ergere dingen die mensen meemaken.
Misschien had een ander rustiger gereageerd.
Kan prima, want ik was op het bewuste moment behoorlijk ver heen in oververmoeidheid en structurele overbelasting. Mijn lichaam was al een soort wandelende stress bom.
Maar toch denk ik dat ik ook in een gezondere situatie zo had gereageerd. Ik voelde me compleet machteloos bij zoveel pijn en zo’n griezelige toestand. Zo’n klein kind, mijn kind, dat nooit een krimp geeft en nu duidelijk iets afschuwelijks doormaakte waarbij ik helemaal niets kon doen. Er moet gewoon nooit zoiets met je eigen vlees en bloed gebeuren.
En zoiets moet je al helemaal niet zíén gebeuren.
Gelukkig is het goed gekomen.
Omdat die dokter het de tweede keer wel netjes had gedaan. En omdat we veel geluk hebben gehad en wekenlang uiterst voorzichtig hebben gedaan en iedere keer de wond goed hebben verzorgd. Ook omdat hij onder een bepaalde leeftijd was, met meer kans op genezing bij dit soort letsel.
Zijn vinger is uiteindelijk mooi roze geworden in plaats van afgestorven zwart.
Ietwat anders dan daarvoor. Niet scheef, maar iets langer.
Maar je hoort mij niet klagen. Wat ook nog had gekund, was dat het wel zou aangroeien, maar dat het gevoel eruit zou blijven. Dat de zenuwen niet zouden herstellen. Het heeft heel lang geduurd, maar na verloop van tijd is zelfs dat goed gekomen.
En waar gaat het nou om?
De echte situatie was realiteit. En toen had ik last van stressreacties. Maar daarna heeft dat stress filmpje zich dagenlang of zelfs maandenlang afgespeeld in mijn hoofd. De eerste weken dag en nacht.
Ik beleefde opnieuw en opnieuw en opnieuw het stress filmpje in mijn hoofd.
Dus voelde ik ook stress. Misschien niet precies zo intens als die dag zelf, maar het kwam absoluut in de buurt. Zeker in het begin voelde ik elke keer spanning en buikpijn en versnelden mijn hartslag en ademhaling. Ik gruwelde ervan. Ik zag ontelbare keren de deur dicht knallen, ik zag opnieuw al dat bloed, ik hoorde het geschreeuw.
Ik zag dat vingertje.
Steeds.
Weer.
En nog steeds, bij elke deur waar ze aan trekken of die ze dichtgooien, of bij welke deur dan ook waar welk kind dan ook vingers tussen steekt, wordt in mijn hoofd het stress filmpje afgespeeld.
Stress voor niets dus. Want er is nu niets aan de hand.
Stress is goed. In noodsituaties.
Maar zulke filmpjes draait bijna iedereen constant af. Erge of iets minder erge. Anders of hetzelfde. Maar wel filmpjes waar je stress van krijgt. Zelfs wanneer de film zich afspeelt in de toekomst en het dus pure fantasie is waar je stressreacties door krijgt. Of een film die zich afspeelt in het verleden en je fantaseert wat er anders had kunnen gaan.
Om knettergek van te worden.
Je gedachtes bezorgen je vaak stress. Misschien heb je het niet eens in de gaten. Zich herhalende en malende stress gedachtes zijn zinloos en slopen je.
Wanneer je je gedachtes opmerkt, kun je eruit stappen.
Want nu is alleen maar nu.
Maar soms makkelijker nu gezegd dan nu gedaan.