Lieve Theo.
Altijd ben jij er.
Dichtbij of erg ver.
Je bent er voor mij.
“Theo, wil jij…?”
”Tuurlijk, geen probleem,
‘k kom eraan en neem
de boor mee.
Ja, oké.”
Je staat altijd klaar
om te klussen, wáár
je ook wordt gevraagd.
Je hébt wat gezaagd.
Oneindige klusser ben je
en ondertussen ren je
kilometers ver.
Je bent een ster
in ’t helpen van anderen:
probeert dingen te veranderen;
béter te maken.
En wij bespraken
ook de pijnlijkste dingen,
waar levens van afhingen.
Je bent er voor mij.
En altijd als jij
weer wordt opgebeld,
kom je aangesneld.
Vanuit je bed thuis
naar het ziekenhuis
met een baby en doodziek kind.
Of je probeert de storm in wind
te veranderen,
waar anderen
me zeggen: ‘Vlucht’.
En met een zucht
mag ik logeren.
Bij jou kamperen
met twee kinderen
– je rust verhinderen –
terwijl ik je dochter niet ben.
Maar serieus – hoe lang ken
ik je nou?
Als ik jou
me zelfs herinneren kan
als 10-jarig meisje, dan
is dat raar.
Maar
je bent er voor mij.
‘Ze’ dachten soms dat jij
m’n vader was.
En nader was
je niet gekomen.
Zo deelgenomen
aan zoveel in m’n leven.
Je hebt zoveel gegeven.
Ook toen je ziel
sluipend uit je ogen verdween.
Dan overviel
het iedereen.
En waar je heen
was op dat moment?
Vaak een heel end.
Steeds meer pijn in je ogen.
Niks kon je tranen drogen.
Soms was je er weer even
en zag ik het oude leven
in je ogen terug,
om dan alweer vlug
te worden onderbroken.
Normaal gesproken
vertel je prachtige verhalen
en laat je kinderen stralen.
Enthousiast en puur –
dat is je natuur.
Letterlijk en figuurlijk
creatief en avontuurlijk.
Je aanstekelijke lach
vertrok als bij toverslag.
De laatste finish met jou.
Theo, je moest en zou
met me lopen: “Es kom, vooruit!
Laat me eruit!”
Dat heb ik gedaan.
Ik wou er zijn voor jou.
Nu ben je gegaan
zoals je ’t liefst wou: vanuit huis.
Samen bij Marion: je thuis.
Drie dagen daarvoor
was ik één en al oor.
Want daar was je – zowel
aanwezig als fel.
Theo: “Ik word er helemaal gek van.”
Marion: “Ben je gek? O, op mij.”
Theo: “Ja, dat ook.”